Een schitterend vormgegeven gebedenboek met boeddhistische geschriften op met touw aan elkaar gebonden palmbladeren, die weer opvouwbaar zijn tussen de met de hand gesneden plankjes versierd met o.a. olifanten. Het mooist is misschien nog wel de achterzijde van de beschreven palmbladeren, die versierd zijn met allerhande boeddhistische symbolische figuren. Dit moet een tijdrovend, miniscuul en precies werk zijn geweest.
De taal van de gebeden is vermoedelijk 'Odia' (tot november 2011 'Oriya'), een Indo-Arische taal en de officiële taal van de Indiase staat Odisha of het 'Karani', een cursieve / kalligrafische stijlvariant van het Odia-script ontwikkeld door de Karanagemeenschap / de schriftgeleerden van de koninklijke hoven van Odia. Het werd gebruikt in de regio van vóór de onafhankelijkheid van Orissa (Odisha) in Zuid-Azië en werd voornamelijk gebruikt door de Karana-gemeenschap voor administratieve doeleinden, documentatie en het bijhouden van gegevens in de koninklijke hoven van de prinselijke staten van Odia. De naam Karani is afgeleid van de metalen stylus, Karani die werd gebruikt om op palmblad te schrijven.