Driegulden munt geslagen in 1793 in de provincie Utrecht.
Voor de stichting van het Koninkrijk der Nederlanden beschikten de provincies en ook veel steden en landstreken over hun eigen muntslag. Deze munt is geslagen ten tijde van de late provinciale muntslag, vlak voor de Franse bezetter de muntslag zou gaan uniformeren en standaardiseren, zoals zij ook deden met andere zaken, zoals achternamen, het metrieke stelsel en de tijden op de kerkklokken. De tekst 'Trai'(-ectum) verwijst naar de provincie Utrecht als muntplaats. Naast munten van 1 gulden en 3 gulden kwamen sporadisch ook munten van 2 gulden voor. De drieguldenmunt werd vanaf de invoering in 1694 (waarbij deze de dukaton verving) een begrip.
Zozeer zelfs, dat na de stichting van het Koninkrijk der Nederlanden ook koning Willem I 3 gulden munten liet slaan van 1818 tot en met 1832. De 3 guldenmunt werd pas in de Muntwet van 1847 geschrapt en vervangen door de rijksdaalder (2,5 gulden) die vanaf 1840 werd aangemunt.